In studentenstad Leuven en met een café als decor mag Eric Goens (56) straks zijn langverwachte praatprogramma op gang trappen. Geen gescript gedoe, in ‘Bar Goens’ is alles live. Of hij zich straks tot preses van de Vlaamse talkshow mag kronen? “Het gaat hier geen stoeterij aan vips zijn.”
Zet twee interviewers samen – waarvan minstens de helft een ervaren rot met messcherp oog voor onzin – en het gaat alsnog alle kanten op. Zo leren we dat Eric Goens het liefst elke dag kookt voor zijn gezin, niet vies is van een polonaise en dat zijn stem niet alleen aan Het huis, Het conclaaf en Niveau vier plakt, maar ook aan NBA. Juist, basketbal. Tijdens de golden days van Michael Jordan vloog Goens op en af naar de States. “In een vorig leven was ik tien jaar lang NBA-commentator voor het vehikel dat vandaag Play Sports heet. Duizend wedstrijden heb ik gedaan.” Wat dat met zijn nieuwste programma te maken heeft? Het antwoord ligt in feite voor te rapen: Goens’ allereerste job in de media was pure live televisie. Straks mag hij het opnieuw doen. Geen autocue, geen script. Veel adrenaline. Veel koffie. “Ik ga een dubbele zetten voor u.”
Aan de tafel waar hij straks bekend en onbekend Vlaanderen uitnodigt, vertelt hij over zijn nieuwe talkshow. “Ik ben nog steeds op zoek naar een beter woord, maar het bestaat niet.” In het café is net een kartonnen doos gearriveerd. Daarin de koffiemokken met eigen logo. Het is dun maar zichtbaar: het laagje trots waarmee Goens ze uitpakt. Elke zichzelf respecterende talkshowhost heeft een eigen mok. “Gelukkig zijn het geen gele.” Hij grijnst. Die aan de tafel van Gert Verhulst zijn dat wel. Goens weet nu al dat er vragen komen over de zogenaamde talkshow-oorlog. Maar eerst dat andere vraagstuk. Waarom we ons op de Oude Markt in Leuven bevinden, het walhalla voor de student die indrinkt, napilst en alles ertussen. De student die wellicht niet bijdraagt aan de kijkcijfers van Bar Goens? “Dat laatste zou ik niet onderschatten. Misschien gaan we ’s ochtends eens een kotske voor de deur moeten opruimen, maar hier is tenminste leven in de brouwerij. Die sfeer is geld waard, en dat kan je in een tv-studio nooit bereiken.”
Een nieuwe talkshow in de voormalige Moosebar. Vertel, wie is bij wie komen aankloppen met dat idee?
“VTM is met de vraag gekomen om een talkshow te presenteren, en ik heb twee uitdrukkelijke voorwaarden gesteld. Het moest allemaal live zijn. Geen gescript gedoe, geen agenda. En het moest op café. Want ik wil dat het bruist. Verder is er niet zoveel ei van Colombus aan. In wezen doe ik altijd hetzelfde: ik ga ergens zitten en ik doe een klapke. De ene keer staat er een huis rond, de andere keer een politiebureau of een kasteel.”
Nu dus een café. Het ziet er best gezellig uit.
“Het lijkt gelukkig niet meer op de après-ski van de Moosebar. Drie weken geleden was het nog een grote puinhoop. Eigenlijk wilde ik vroeger starten met de show, maar we kregen het niet rond. Al die houten latjes moesten eraf, en in een chalet is er veel hout. Intussen zit hier een half productiehuis ingeburgerd.”
Heb je stress?
“Volmondig ja. Ik sta voor elke opname te daveren op mijn benen. Davy Parmentier (creatief directeur bij VTM, red.) zei bij de eerste test dat ik er kalm uitzag. Wel, vanbinnen was ik een vulkaan. Alles stond op springen. Voor mij is dat natuurlijk geen verrassing, zelfs bij Het huis heb ik stress.”
Echt waar, na tien seizoenen?
“Die twee jaar in Zuid-Afrika waren de ergste. Ik moest telkens weer wachten aan de poort tot de gast arriveerde. De cameraploeg lachte me uit omdat ik er elke keer opnieuw met zoveel stress stond. Sinds ik mijn gasten zelf ophaal met het busje, is het beter. Het ijs is al gebroken voor we in het huis arriveren. Maar ik weet nu al dat ik maandag ga denken: ‘Goens, waarom doe je dit toch?’”
Ja, waarom?
“Ik denk dat ik adrenaline-verslaafd ben. Als ik niets te doen heb, ben ik een wrak. Dan moet ik me uit mijn bed slepen en doet alles pijn.”
Afkickverschijnselen.
“Tot mijn job die adrenalinepomp weer laat draaien. Dan schiet ik vooruit. Mijn bioritme is er ook op ingesteld. Ik ga al heel mijn leven pas rond twee uur slapen. Ik heb niet veel slaap nodig, maar ’s ochtends moet je me niet happy verwachten. Mijn stem is dan ook niet optimaal. Ik lees geen teksten in voor de middag, dan klink ik als Johnny Cash die al twintig jaar dood is.”
In de aankondiging van VTM staat dat je in ‘Bar Goens’ in gesprek gaat volgens je kenmerkende stijl. Hoe zou je die zelf omschrijven?
“Ik gok dat het niet over mijn ontwapende glimlach gaat? (lacht) Blijkbaar kan ik nogal bitsig uit de hoek komen. Tegelijkertijd kan ik heel omarmend zijn. In Het huis kan dat allemaal in dezelfde tien minuten gebeuren. Want vergis je niet, de gast zit 24 uur in ons huis, maar het is niet dat we de hele tijd in de serre zitten om een diep gesprek te voeren. En dan moet er ook nog geslapen worden. In Bar Goens wil ik het allemaal. Ik wil zeer schone gesprekken. In de pilootaflevering is dat al gelukt, je kon een speld horen vallen. Maar ik ga ook scherp zijn. We hebben een test gedaan op de dag van het overlijden van de paus en achteraf zei de pastoor die te gast was dat ik héél kritisch ben. Ja, hallo, de paus was toch geen heilige? Die mens heeft goede dingen gedaan, maar hij heeft evenveel níét gedaan. Die nuance miste ik in de reguliere media.”
Je sprak je al vaker uit over het gebrek aan een kritische blik bij andere media of programma’s. Is dat een drijfveer om je eigen show te maken?
“Absoluut. Kijk, ik ben niet objectief en ik ga dat niet pretenderen. Er is veel onuitroeibare onzin in de wereld en er is veel kafka. En het is duidelijk aan welke kant ik sta in het debat, die van het volk. We, the people. Dus als hier straks een mens zit met problemen door administratie X, dan gaat administratie X hier hopelijk zitten om het uit te leggen. Misschien ga ik die dan hard aanpakken. Het kan ook zijn, en daar houd ik absoluut rekening mee, dat Vlaanderen het niet fijn vindt als ik te scherp ben.”
Ga je ruziemaken?
“Nee, maar op café zeggen mensen hun gedacht. (lacht) Voor alle duidelijkheid: het gaat hier gezellig zijn. Het is niet de bedoeling dat mensen niet durven langs te komen. Er zal discussie zijn, maar altijd met respect en waardigheid. Niemand blijft gespijkerd achter.”
Er komen zelfs muzikanten voor de sfeer en gezelligheid. Grote namen?
“Ik heb afgesproken met Stad Leuven om niets aan te kondigen, dus je mag het zelf invullen. Tijdens de test is Stijn Meuris komen zingen, onze studentenvrienden vonden het alvast geweldig. Er is een polonaise gedanst op de Oude Markt. Geestig, toch?”
Wie al schipperde tussen ‘De afspraak’ en ‘De tafel van Gert’, krijgt nu ‘Bar Goens’ als derde optie. Die keuze komt tegenwoordig met een woord: de talkshow-oorlog.
“Dat woord alleen al. Talkshow-oorlog. Enkel Roger Housen (defensie-expert en veelgevraagde stem over de oorlog in Oekraïne, red.) ontbrak nog om duiding te geven.”
Ik ga ervan uit dat je hem op z’n minst een keertje uitnodigt?
(bulderlach) “Shit, nu ben ik mijn draad kwijt.”
De talkshow-oorlog.
“Zoals andere mensen graag gaan lopen of zwemmen, doe ik graag interviews. De juiste vraag stellen op het juiste moment. Ik wil mijn stijl niet vergelijken met de rest. Waarom is dat nodig? Ik ben Gert Verhulst niet. En dat zeg ik met alle respect voor de man. We zijn fundamenteel anders, dus waarom zouden onze shows in een oorlog moeten zitten? Voor elk wat wils.”
“Trouwens, ik heb me op een manier wel laten inspireren door Gert. Tijdens zijn show op de boot stonden er altijd mensen op de kade van Antwerpen. Dat was zo schoon. Dat programma zette iets in beweging en mensen kwamen kijken. Dan voel je: het leeft en het wordt nú gemaakt. Ik hoop hier dezelfde sfeer te bereiken in het café. In een studio is dat onmogelijk.”
Ga je maandag alle tv-recensies lezen?
“Ik ga er me niet in opjagen. In weerwil van wat iedereen denkt, amuseer ik mij er vooral mee.”
Het lijkt wel zo, dat je erdoor opgejaagd raakt.
“Nee, helemaal niet. Ik ga er wel als vanzelf vanuit dat ze niet goed zullen zijn. Ik heb één keer een laaiend enthousiaste recensie gekregen van De Standaard voor Later als ik groot ben. Dat programma is nooit verlengd, dus zo zie je maar. (lacht) De kijkcijfers, daar lig ik wel van wakker. Je wilt impact hebben. En, met alle liefde voor de makers van documentaires die om middernacht op Canvas getoond worden, dat lukt niet met maar 20.000 kijkers.”
Vorig jaar won je de ‘impactprijs’ op De Kastaars. Onlangs ging ‘2050’ in première, jouw film over Antarctica en de impact van de klimaatsverandering. ‘Impact’ is jouw buzzword de afgelopen maanden.
“Zeg gerust de afgelopen twintig jaar. Het is het enige wat ertoe doet voor mij. Een verschil kunnen maken.”
Gaat dat lukken met ‘Bar Goens’?
“Ik hoop het. Ik hoop dat de mensen kijken en erover praten. Dat ze zeggen: ‘Heb je dat gisteren gezien?’ Dat is de beste reclame die ik mij als maker kan wensen. Dat kan over een sterke getuigenis gaan of over iets uit de actualiteit dat extra aandacht verdiende. Als het leeft, weet ik dat er ’s anderdaags méér volk gaat kijken. De best bekeken aflevering volgt altijd de week na de strafste. En dat is niet door de meest exclusieve mensen aan mijn tafel te zetten. Het gaat hier geen stoeterij aan vips zijn die nergens anders verschijnen. Eigenlijk doe ik niet liever dan iemand spreken die al vijftig keer is geïnterviewd.”
Want net daar zit de uitdaging?
“Dat prikkelt mij. Bij bekende gezichten kan je veel research doen, en dat doe ik vooral om te weten te komen wat hij of zij al te vaak gezegd heeft. Het is dan een kunst om daar van weg te blijven en iets anders te brengen. Dat is trouwens de enige manier om de mensen wakker te houden. Letterlijk.”
Nog iets om de mensen wakker te houden: de ‘announcers’. Wie of wat zijn ze?
“Geheel volgens Amerikaanse traditie, een beetje zoals in de NBA, laat ik anderen de gasten aankondigen. Denk aan Amelie Albrecht of William Boeva. Zij hebben hun eigen spitsvondige manier om aan de mensen thuis te vertellen wie er die avond in de studio zal zitten. Zo vermijd je dat ik zo’n saai voorstellingsrondje moet doen. Dat zou bijzonder slaapverwekkend zijn.”
Ik ga iets doen dat tegen je interview-regels indruist: tijdens een gesprek voor ‘De Morgen’ in 2017 zei je dat je geen ambitie hebt om een show te presenteren, mede omdat je – en ik citeer – “de uitstraling van een lavabo” hebt.
“Wat, een smoel als een lavabo? Heb ik dat gezegd?”
Jawel.
“Holy shit. Oké. (lacht) Weet je, toen ik Kroost had gemaakt, zei Wouter Vandenhaute (destijds CEO van De Vijver Media met onder meer zender Vier en productiehuis Woestijnvis, red.): ‘Jij gaat nooit een merk worden als je achter de camera blijft staan.’ Misschien ben ik gaandeweg het eerste merk geworden waarop de mensen geen gezicht konden plakken.”
Intussen weten de mensen wie je bent.
“Vooral sinds Het huis. Een aantal studenten heeft me hier gesmeekt om hun preses te zijn. Ik heb uiteindelijk toegezegd, al weet ik niet goed op wat. Dit jaar ben ik gevraagd voor Special forces. En voor Dancing with the stars. Ik heb vriendelijk bedankt.”
‘Kung fu helden’ dan maar?
“Nooit.”
Zeg je ‘nee’ uit afkeer voor zulke programma’s?
“Zeker niet. Ik kijk er graag naar, samen met mijn kinderen. Op vrijdagavond met een pak frieten. En dan stem ik mee op The masked singer. Maar meedoen? Nee. Ik ga daar niet staan dansen. Ik zou mezelf zo cringe vinden.”
Ik noteer het. Iets helemaal anders: in ‘2050’ zegt een van jouw gesprekspartners dat we een deel van de wereld verliezen vooraleer we de tijd hebben gehad om het echt te waarderen. Het is jouw film, jouw prangende boodschap, en tegelijkertijd heb ik het gevoel dat je zelf geen tijd hebt om stil te staan bij de dingen die je maakt.
“Ik heb heel weinig tijd om van dingen te genieten. Zelfs niet van mijn eigen film. Ik heb hem al een keer of twintig gezien, maar ik had mezelf zo hard voorgenomen om eens rustig, incognito, los van alle screenings, te gaan kijken in een bioscoop. Het lukt me maar niet en ik haat dat.”
“Nog zo’n onnozel voorbeeld van dat gebrek aan tijd. Er was de avant-première van 2050 op het Filmfestival van Oostende en tegelijkertijd was er de uitreiking van de Kastaars. Ik moest op beide evenementen zijn om een award in ontvangst te nemen, en dat is natuurlijk fantastisch nieuws. Maar vraag me achteraf hoe het is geweest en ik weet het niet. Ik heb hemel en aarde bewogen om van het ene naar het andere te spurten, dát is wat ik me herinner.”
Wanneer sta jij eens echt stil?
“Bijna nooit. Vorig jaar heb ik voor het eerst sinds lang de pauzeknop ingedrukt. Ik heb een maand vakantie genomen. Een maand! Mijn lief en onze kinderen dachten dat ik het nooit ging volhouden, maar het was zalig. Dit jaar doe ik het opnieuw.”
Het lijkt me nodig. Tussen Bar Goens en het nieuwe seizoen van Het huis zitten amper vier dagen.
“Het tempo ligt hoog, maar tegelijkertijd ben ik de gelukkigste mens op aarde dat ik dit allemaal kan doen. Variatie is de beste saus. Mensen in de media overdrijven graag: ze hebben het altijd druk, druk, druk. Stop eens met dat te zeggen. Het is toch geen kernfysica, een tv-programma maken? Laat mij een week meedraaien op de groendienst en dán mag je me naar spoed brengen. Ik kook nog bijna elke avond voor mijn gezin, maar natuurlijk baal ik wanneer ik iets belangrijk mis. Toen mijn zoon de Junior Journalist Award won, zat ik op Antarctica. Ik heb via Facetime gevolgd hoe hij fier als een gieter zijn trofee ging ophalen. Én ik heb de eerste jumping van mijn dochter gemist. Verschrikkelijk vond ik dat.”
Nog steeds, zie ik. Het raakt je.
“Ja, ik was er oprecht liever bij geweest. Maar mijn kinderen zijn ook trots op wie ik ben, en dat is ook belangrijk. Toen mijn eigen vader is gegaan, lag hij met een brede glimlach op zijn sterfbed. Hij zei: ‘weet je wat voor een ongelofelijk leven ik heb gehad?’ Ik hoop binnen een paar decennia hetzelfde te kunnen zeggen.”
{
"text": "‘Bar Goens’, vanaf maandag om 21.50 uur op VTM. Wie een opname in het café wil bijwonen, kan zich inschrijven via vtm.be.",
"type": "information_text"
}
|